Detail

CodeARC0003
Periode1810 - 1814 (1816)
OpenbaarheidOpenbaar
ToegangInventaris van het archief van Mairie Breda, 1810 - 1814 (1816)
 AENI\PDF_Toegangen\TOEG0003.pdf


  •  Inleiding
    • De hiernavolgende inventaris is die van het archief der stad Breda zoals dit werd gevormd tijdens de ambtsperiode van Reigersman, de Secretaris van het plaatselijk bestuur naar Frans model, de Mairie (1810-1813), in welke qualiteit hij nog ruim een jaar na het einde der Franse bezetting in functie is gebleven. Politieke geschiedenis. De leden van dit bestuur werden onder meer voor Breda benoemd bij Napoleons besluit dd. 22 september 1810. De installatie door de Sous-Préfet van het arrondissement Breda geschiedde op 23 oktober daaraanvolgende (1). Dit was het sluitstuk van de annexatie van Breda door Frankrijk welke feitelijk begon in januari 1810. Op de 16e van die maand ziet men, als no. 1 behandeld door het gemeentebestuur, een missive van diezelfde dag van de Gouverneur der stad, berichtende dat hij daags tevoren van de Hertog van Reggio een schriftelijke invitatie had ontvangen om, ingevolge de bevelen van Bonaparte, deze plaats in zijn handen over te geven. Hierop werd weigerend geantwoord (2). Bij kabinetsorder van Lodewijk Napoleon dd. 18 januari daaraanvolgende, werd het stadsbestuur op 24 januari bekend dat een eventuele inmars van Franse troepen was te beschouwen als een kantonnement. Reeds op 24, 25 26 en 28 januari 1810 rukten de Fransen de stad binnen. Op laatstgenoemde dag deed een Franse generaal mondeling mededeling dat van Breda bezit was genomen in naam van Bonaparte. Een eerste aanduiding van de naderende instelling der Mairie vindt men in het bevel van deze officier de werkzaamheden op de oude voet voort te zetten tot daarin nader voorzien zal zijn (3). Hoewel het stadsbestuur in de nu volgende tijd werd herinnerd door de Landdrost in Braband aan hun relatie tot de Hollandse regering, gehoorzaamde het departementaal bestuur evenzeer aan het Franse regime (4). Het op 16 maart 1810 door Napoleon Lodewijk ondertekende verdrag met zijn broer, waarbij onder andere het departement Braband aan Frankrijk kwam, maakte aan deze overgangsfase een einde. In zijn eerste bij het stadsbestuur ingekomen missive van de Sous-Préfect dd. 19 mei 1810, meldt deze dat hij bezit heeft genomen van de Sous-Préfecture. In dit epistel komt tevens de zin voor: "Tant que vous resterez en function c'est à dire jusqu'à la nouvelle organisation de l'administration en mairie etc" (5). Op 22 oktober 1810 werd als eerste punt een missive van de Sous-Préfect behandeld dd. 18 oktober tevoren, geleidende een afschrift van het reeds in het begin genoemde besluit van Napoleon. Het nieuwe stedelijke bestuur bestond uit een Maire, twee Adjoints en een Conseil Municipal van dertig leden (6). De aldus gevormde bestuursorganisatie bleef gedurende de Franse overheersing ongewijzigd bestaan, ook na het vertrek van de Fransen in de vroege ochtend van 10 december 1813. Op 17 december daaraanvolgende verklaarden de Commissarissen-Generaal van Zijne Koninlijke Hoogheid het stedelijk bestuur provisoneel (7). De vervanging van dit bestuur, aanvankelijk tegen 20 december beraamd, geschiedde eerste op 1 februari 1814. Op 22 december was de Maire, Damisse de Roos, reeds uit Breda vertrokken, daar hij, door het overlijden van zijn vrouw geschokt, niet langer in staat was zijn ambt waar te nemen. Kort daarop verkreeg hij zijn ontslag. De leiding kwam nu, tot 1 februari daaraanvolgende, in handen van een Adjunct (Vice-Burgemeester) (8). Bij Besluit van de Arrondissementscommissaris dd. 28 januari 1814 no. 12, werd nu een nieuw gemeentebestuur benoemd, bestaande uit een Eerste en Tweede Burgemeester, 24 Raden en een Secretaris. Ook dit bestuur noemde zich nog provisioneel. Reigersman werd herbenoemd (9). De (Eerste) Burgemeester en de Secretaris bleven in functie tot en met 31 december 1814. De Raad veranderde door ingrijpen van hogerhand eerst op 1 januari 1816. Met de benoeming door de Maire van Mr. Andreas Reigersman (1769-1831) tot Secretaris van de Mairie (10) brak in de administratie een nieuwe periode aan door moderner aandoende ordening der stukken, welke een grote breuk met het voorgaande betekent. Zijn ontslag per 1 januari 1815 hield een einde dezer werkwijze in. De Mairie-secretaris werd opgevolgd door zijn voorganger, Oukoop. Hoewel de verwissling van het ene voorlopige bestuur door het andere politiek weinig had te beduiden, luidde genoemde datum voor dit archief een nieuwe periode in, omdat de teruggekeerde Secretaris de van vroeger trouwde werkwijze der administratie herstelde. Met de bevrijding van de Fransen eind 1813 werden wel nieuwe registers aangelegd (precies aansluitend op de vorige) maar voor het overige ging de archiefvorming voort conform de door de aanblijvende Reigersman gevormde practijk. De bovenstaande ontwikkeling vormde aanleiding om de aanvang van het zogeheten nieuw-archief op 23 oktober 1810 in te stellen, om de eerste afdeling hiervan te laten lopen over de jaren 1810-1814 en deze de periode Reigersman te noemen. De oorspronkelijke orde van het Mairie-archief werd gevonden in het proces-verbaal van ovderdracht dd. 1, 6, en 19 januari 1815 (11). Het hier genoemde is geen toevallige opsomming van de stukken zoals die in de kasten werden aangetroffen maar de tijdens Reigersman gevormde orde. Zoveel mogelijk is getracht deze te herstellen. De niet in het proces-verbaal genoemde stukken wier inpassing nog moeilijk bleek, zijn geplaatst onmiddellijk ná de deze stukken meest nabijkomende serie of onderwerpsverdeling. Het tussen aanhalingstekens geplaatste in de hiernavolgende beschrijving is overgenomen van dit proces-verbaal. De oorspronkelijke beschrijvingen waren niet te handhaven omdat zij veel te kort waren. Reigersman paste in overheersende mate het rulriekenstelsel toe, geheel in de geest van de Franse denkbeelden, zoals een missive van de Sous-Préfect toont: "...Vous classerez les papiers par nature d'affaires et par paquets, portant une étiquette et un numéro, chaque paquet correspondent au no. de l 'inventaire. . . "(12). Door het geringe aantal stukken per onderwerp kan men hier niet spreken van rubrieken maar van bundels. Elke bundel werd gemerkt door een letter in alfabetische volgorde, vervolgens door verdubbeling en verdriedubbeling van dezelfde letters in dezelfde volgorde, al naar er behoefte bestond aan nieuwe bundels. De aanvankelijke indeling bleek soms te weinig mogelijkheden te bieden voor het onderbrengen van stukken die ontstonden bij de uitbreiding van de administratie. Deze ontwikkeling heeft soms tengevolge gehad dat men stukken uit een oudere bundel afsplitste en tot een nieuwe bundel vormde en van een letter(combinatie) verder in het alfabet voorzag. Van enig systeem in de volgorde der rubrieken werd niets gevonden. Chronologisch werd geen alfabetische volgorde aangetroffen in de indicateurs of in het register van besluiten. Hieruit kan men concluderen dat in het begin volgens een vooraf opgesteld schema van letteraanduiding werd gewerkt. In deze mening wordt men versterkt wanneer men ziet dat reeds vroeg twee letters per bundel werden gebruikt. "Ongeletterd" bleven slechts het onvermijdelijke register van besluiten (nos. 1-4) en de indicateur en de klapper (nos. 5-9). De eerste letters (A-G) en nog enige in het alfabet dienen ter aanduiding van series, de overige voor bundels. Bij de series is de inhoud per serie genummerd door een ondergeschikte, zoals een bepaalde kolom in de indicateur van ingekomen stukken toont. Afgaande op het handschrift in die kolom komt men tot de conclusie dat, vooral in de eerste tijd, de Secretaris persoonlijk bepaalde in welke bundel een stuk zou worden opgenomen. Ook verwijzingsaantekeningen in de banden met ingekomen stukken zijn van diens hand. Een en ander duidt op een dagelijkse bemoeienis met de gang van zaken door de Secretaris. Men krijgt de indruk dat het oorspronkelijk de bedoeling was ook de inhoud van alle bundels onder te verdelen met nummers, doch dit werd begin 1811 opgegeven. Het is merkwaardig dat inconsequenties bij de vorming der eenheden juist bij de series duidelijk zijn op te merken. Verwarring ontstond hier bijvoorbeeld door het Franse begrip "arreté", wat hier zowel de gewone publicaties inhoudt als de niet-openbare besluiten (13). Om de beschrijving van deze nummers niet te groot te maken en toch de bruikbaarheid van de inventaris zoveel mogelijk te bevorderen werden tafels per serie samengesteld van de andere stukken dan die welke oorspronkelijk de serie uitmaakten. Deze tafels zijn, als bijlagen, achter deze inventaris gevoegd en voorts liggen zij voorin de betrokken nummers. Omtrent de datering bij de beschrijving nog het volgende. Daar waar voor het jaartal een bijvoeging staat (meestal "opgemaakt of ingekomen") duidt dit aan dat in het beschrevene tevens stukken voorkomen, in originali hetzij in afschrift, ouder dan 1810. Deze verkorte aanduiding is gehanteerd teneinde beschrijvingen te voorkomen welker omvang in geen verhouding zou staan tot het belang van de betreffende stukken. Stukken, in deze afdeling aangetroffen, nog stammende uit de tijd van het oud-archief zijn daar niet naar teruggebracht omdat een aantal gedurende het secretariaat van Reigersma door het aanbrengen van een letter als het ware onverbrekelijk met dit archief is verenigd en de overige, niet van een letter voorziene bescheiden per consequentie in hun Mairie-verband behoorden te blijven. De verwijzingen in de indicateurs naar de bundels worden soms aangevuld door verwijzingen hiernaar in het register van besluiten en omgekeerd. Terwijl in het register van besluiten de omnummering der series vaak niet is ingevuld geschiedde dit wel in de indicateurs. Ten aanzien van de series worde hier nog opgemerkt dat de getallen in rode/licht bruine inkt verwijzen naar de doorlopende nummering in de indicateur en dat de getallen in bruine inkt de doorlopende nummering der serie zelf vormen. Bij verwijzingen zal men er rekening mee dienen te houden dat door vergissingen zowel rode als bruine nummers bedoeld kunnen zijn. Lotgevallen archief. Na het hiervoor genoemde proces-verbaal van overdracht werd weer een aparte vermelding over de bewaring van dit archief gevonden in de "inventaris" van het administratief en rechterlijk archief, samengesteld door de secretarie-ambtenaar Kwisthout in de dertiger jaren van de negentiende eeuw (14). Hierin komt de zin voor: "De Rekeningen van 1810 tot en met 1813, van de fransche administratie, zijn op het Bureau van dien tijd, portefeuille G,...". Hieruit kan men concluderen dat dit archief met handhaving van de oorspronkelijke orde, nog geheel afzonderlijk bewaard werd. De instructie voor de Gemeentearchivaris, vastgesteld 29 augustus 1862, heeft waarschijnlijk voor het eerst wijziging gebracht in het archief uit de periode Reigersman. Ingevolge artikel 1 van die instructie zullen de bescheiden gesplitst zijn in een gedeelte dat betrekking had op de Mairie-periode (1810 oktober 24 - 1813 december 9) en een deel dat de periode betrof van het einde der Franse bezetting tot een nieuwe fase in de gemeentelijke administratie bij het in functie treden van Secretaris Oukoop (1813 december 10 - 1814 december 31). De instructie van 1862 rekende stukken ouder dan 1814 tot het oud-archief. Vervolgens handhaafde de inventarisator van het oud-archief, Hingman, deze scheiding bij zijn inventarisatie in de jaren 1879-1884. De Mairie-periode werd in diens inventaris in een apart hoofdstuk behandeld. Hij volgde de oorsponkelijke orde niet voor zover die toen nog bestaan zal hebben. Ordening per onderwerp vindt men bij hem hier nog wel, maar lang niet zo sterk uitgewerkt. Ook bij de inventarisatie van het nieuw-archief in 1892 door de secretarie-ambtenaar Buschkens werd de splitsing van de stukken uit de periode Reigersman aldus aangehouden. De scheiding bleef ook gehandhaafd in de in 1948 door de Gemeentearchivaris Scherft samengestelde voorlopige inventaris van het Mairie-archief (1810-1813). De oude nummering van Hingman bleef in stand maar de oorspronkelijke orde kon in deze opzet beter benaderd worden door onderverdeling der Hingman-nummers. Deze inventarisator kende het proces-verbaal van overdracht dd. 1815 helaas niet. Dat na het vinden van dit stuk de indeling van zijn inventaris gewijzigd moest worden lag voor de hand. Beschrijvingen werden daarbij totaal herzien. Verliezen. Onbeschadigd is het archief zeker niet gebleven, zoals het reeds meergemelde proces-verbaal dd. 1815 toont. Opmerking verdient daarbij vooral het verlies van de aparte Raadsbesluiten over 1814. Er is in het proces-verbaal sprake van drie ongedateerde cahiers notulen van Raadsvergaderingen. Bovendien vindt men in het register van besluiten van de Burgemeester over 1814 verscheidene bewijzen voor het bestaan ervan (15). Uit een andere bron blijkt nog dat thans ontbreekt een portefeuille met vertrouwelijke stukken (16) en een bundel gemerkt "OOO" met stukken betreffende betalingen gedaan door ouders van dienstweigeraars (17). Op 6 maart 1814 verklaarde de Burgemeester dat iemand is ingeschreven in het "Volksregister" der stad sedert november 1812. Onduidelijk bleef welk stuk hiermede bedoeld wordt (18). Volgens latere aantekeningen in de inventaris Buschkens van het nieuw-archief zijn na 1892 vernietigd ( voor zoveel het de hier behandelde periode betreft): marktstaten over 1814 en mogelijk ook Militieregisters 1811-1914, alhoewel inventarisnummer 57 een volledige indruk maakt voor de periode 1811-1813. ook is in de inventaris van 1892 nog sprake op fol. 29v van een pak met registers enz. betrekkelijk de graanprijzen 1783-1832. Dit werd niet teruggevonden. Stukken ongebruikt 1810-1814. Dat in 1815 met de oude Secretaris de oude tijden weerkeerden in nog een andere opzicht dan de ordeningswijze der stukken is te zien in het weer gaan gebruiken van registers welke onder Reigersman ongebruikt waren gebleven. Te weten: - het register van commissies (Hingamn 125, zie verderop) - het register van substituties (Hingman 127) - het register van akten van...Hoge Colleges (Hingman 197) - het register van beloften van de leden van het Broodmakersambacht (Hingman 424) - het register van poortersbrieven (Hingman 707) - een legger van renten ten laste der stad, aangelegd 1855 (Hingman 1978a) - een legger inzake idem, aangelegd 1797 (Hingman 1978c) In het register van inschrijving in het Broodmakersambacht (Hingman 425) werden reeds op 3 februari 1814 weer aantekeningen gemaakt. Zie voor dezxe archivalia afdeling II van deze inventaris. Stukken oud-archief gebruikt 1810-1814. Hoezeer men ook met de komst van Reigersman kan spreken van een breuk met het verleden, toch geldt dit niet voor alle bescheiden. In het register van besluiten van Drossaars, Burgemeesters en Schepenen (Hingman 22) vindt men na bladzijde 282 een lijst houdende opgave per jaar der Thoornse marktprijzen tot en met 1821, welke ook is bijgehouden tijdens de periode Reigersman. In het even geleden genoemde register van commissies (Hingman 125) vindt men op folio 211 een akte van benoeming, door President en Schepenen, van een toeziende voogd dd. 29 april 1811; blijkbaar een stuk waarmede men niet goed raad wist in het systeem der Mairie-orde. In het laatste deel van het register van apostillen (Hingman 183) werden beslissingen van de Maire geschreven op 24 november en 13 december 1810. Vier ingekomen borgbrieven dd. 2, 16 en 22 november 1810 komen voor in Hingman 403a8. Drie van hen worden genoemd in de registers van ingekomen borgbrieven (Hingman 403a10 en 11). Dit register behoort tot het oud-archief, weshalve ook deze vier borgbrieven daartoe blijven behoren. De toenmalige administratie heeft hier geen onderscheid gemaakt. De zojuist genoemde, ongeveer identieke registers van ingekomen borgbrieven waren ook ten tijde van Reigersman en daarvoor en daarna in gebruik. Archiefvermenging. Bij besluit van de Préfet dd. 17 juni 1811 (19) werd de instelling gelast van een Administratieve Commissie voor de Gestichten en van een Administratieve Commissie voor de Armenzorg. Deze laatste verdeeld in twee "bureaux de bienfaiscance", te weteneen Rooms-Katholiek en een Protestants. Over de machtige positie van deze twee commissies ten opzichte van het aan hun toevertrouwde, wordt men ingelicht door een missive van de Sous-Préfet dd. 9 oktober 1811 (20). Voor verwerving van inzicht in de verhouding stadsbestuur - commissies is ook instructief een "Memorie van Illucidatien inzake S. van Olphen c.s. contra het stedelijk Bestuur der stad Breda" (21). De installatie van de twee commissies vond plaats op 14 oktober 1811 door de Maire. Op dezelfde dag werd door de Sous-Préfet een "Commission consultativedes Bureaux de Bienfaisance et des Hospices" geïnstalleerd (22). De administratieve commissies werden verondersteld hun vaste vorm gevonden te hebben per 1 januari 1812 (23). Tevoren vindt men van en aan deze instanties gerichte stukken in het archief, gelijk aangegeven in de NB's. De Maire was de voorzitter van deze commissies. De meeste, zo niet alle correspondentie tussen hogere autoriteiten en de commissies liep dan ook via hem. Het archief van deze instellingen vindt men in afdeling II van de ten gemeentearchieve bewaarde archieven. Men zij erop verdacht dat wanneer er voor de installatie sprake is van een "Bureau de Bienfaisance catholique" of "protestant", men bedoelt het Rooms-katholieke of Protestantse Aalmoeseniefonds (stedelijk armbestuur) die uit het Ancien Régime dateerden. Ook ten aanzien van de Bank van Lening trad de Maire wel op als intermediair. Op 20 november 1811 installeerde de Maire een administratieve commissie voor deze instelling; ook daarvan was hij voorzitter (24). Van wat er aan archiefstukken, behorende tot deze commissie, werd gevonden in dit archief zie men de NB's bij de beschrijvingen. De Maire was tevens voorzitter van het Kanton Breda dat de gemeenten Princenhage, Teteringen en breda bevatte. De in verscheidene secties verdeelde kantonnale vergadering hield zich alleen bezig met het opmaken van de candidatenlijsten voor de functie van Vrederechter, diens plaatsvervangers en van Gemeenteraadsleden en het benoemen van leden van het kiescollege van het departement en van het arroindissement. Er bestaat een apart, zeer klein archief van de Maire in bovengenoemde kwaliteit. Van vermenging van deze twee functies in het hier behandelde archief werden geringe sporen aangetroffen (25). De bundel "GGG" is ook een gevolg van die nauwe relatie. De Maire / Burgemeester (of diens plaatsvervanger) was tevens Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Het schriftelijk resultaat van de werkzaamheden van deze functionaris wordt niet genoemd in het proces-verbaal van overdracht dd. 1815, wat ongetwijfeld een gevolg was van de aparte bewaring der registers van de Burgerlijke Stand. En dit moet weer een gevolg zijn geweest van een enigszins afzonderlijke plaats dezer functie in het geheel, althans voor zover het 's mans voornaamste werk betrof: het opmaken der akten. Want correspondentie waar hij bij betrokken was, is ongewtijfeld geheel opgenomen in de ambtelijke correspondentie van de Maire als zodanig, gelijk het register van besluiten toont. Ook het bestaan van de bundel "W" laat zien hoe onzelfstandig zijn functie nog was. Toch is een aparte afdeling in deze inventaris voor het archief van deze functionaris gemaakt, daar zijn werkterrein zozeer bepaald is dat de wijze van archiefvorming bij hem geen verandering onderging wat het voornaamste betreft, onverschillig wie de post uitoefende en ongeacht bestuurswisselingen. Bij deze beslissing is tevens het feit in aanmerking genomen dat deze ambtenaar sedert 1816 meer en meer zelfstandig archief vormde; hoewel hij oorspronkelijk nauw verbonden was met de secretarie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Gemeenteontvanger. Opmerkingen bepaalde stukken. Tot slot enkele opmerkingen over bepaalde stukken. "C". De in deze inventaris met no. 27 aangeduide band werd tot en met 4 augustus 1811 uitsluitend gebruikt voor registratie van publicaties van de Maire. Daarna komen vreemde elementen binnen maar de bekendmakingen bleven in "C" vastgelegd. Van enig systeem in het onderling gebruik van "C" en "F" werd niets gevonden. Na 1811 werden processen-verbaal van zittingen van de Gemeenteraad voor het allergrootste deel gevoegd in "C". Het verschil tussen "C" en "F" bij Raadsbesluiten is alleen gelegen in de redactie der stukken. In "C" is de Raad de hoofdpersoon, in "F" is dat in bijna alle gevallen de Maire door wiens optreden de Gemeenteraad tot een besluit komt. Die besluiten van de Conseil Municipal waarvan hogere organen kennis moesten nemen (en dat waren zo goed als alle besluiten) werden op schrift gesteld, al dan niet onder de benaming proces-verbaal en, ondertekend door alle leden, met een begeleidend schrijven naar de Maire verzonden. Bijna steeds werd per besluit een dergelijk geschrift opgemaakt zodat deze stukken niet al het behandelde op een vergadering weergeven. Zij zijn meestentijds uitvoeriger dan de weergave dezer besluiten in het register (inv.nrs. 1-3). Van vergaderingen waarin geen besluiten van belang voor hogere autoriteiten werden genomen of waarin helemaal niets werd besloten, zal men dus alleen aantekening vinden in het register van besluiten. "G". De rekening van 1809 - eerst door de Gemeenteraad gesloten 24 juni 1812 - behoort ook tot dit archief, en die over 1813 - die eerst in 1817 werd gesloten - niet meer, op grond van het algemeen aanvaarde archivistieke beginsel dat een rekening chronologisch wordt ondergebracht in die afdeling van een archief, binnen welker tijdvak zij is gesloten. Noten (1) No. 1 van deze inventaris (1810 oktober 24, no. 1) (2) No. 107 van de inventaris Hingman van het oud-archief der stad Breda (3) Idem, 1810 januari 24, no. 6, een ongenummerde aantekening na het laatste behandelingspunt van die dag en 1810 januari 28 (na de gewone vergadering) (4) Idem, 1810 februari 3, no. 2; februari 11, nrs. 1 en 2; februari 21, no. 3 (5) Idem, 1810 mei 21, no. 1 en inventaris Hingman no. 323. (6) No. 107 van de inventaris Hingman, 1810 oktober 22, no. 1. (7) No. 4 van deze inventaris, 1813 december 17, no. 6. (8) Idem, 1813 december 18, no. 13; no. 20 van deze inventaris, missiven A 633 en A 634. (9) No. 4 van deze inventaris, 1814 februari 1, no. 4. (10) No. 23 van deze inventaris, missieve B 51 en A.A.Vorsterman van Oyen, Stam- en Wapenboek van Aanzienlijke Nederlandsche Familiën, 3e deel, p 56 (Groningen, 1890). (11) No. ... van deze inventaris. (12) No. 11 van deze inventaris, missive A 642. (13) No. 27 van deze inventaris. (14) No. ... van deze inventaris; zie ook Honderd Jaar Stadsarchief Breda, p 32 (Breda, 1962). (15) Bijvoorbeeld in no. 4 van deze inventaris, 1814 april 1, no. 6; juni 3, no. 2; juli 14, no. 7 en november 13, no. 6. (16) No. 3 van deze inventaris, 1813 oktober 12, no. 1. (17) Idem, 1813 december 7, no. 2. (18) No. 32 van deze inventaris. (19) No. 11 van deze inventaris, missive A 534. (20) No. 12 van deze inventaris, missive A 849. (21) In no. ... van deze inventaris. (22) No. 1 van deze inventaris, 1811 oktober 14, nrs. 4-13. (23) Idem, 1811 oktober 25, no. 4; november 20, no. 1 en no. 24 van deze inventaris, missive B 140. (24) No. 1 van deze inventaris, 1811 november 20, nrs. 5-6. (25) No. 35 van deze inventaris, proces-verbaal F 85. No. 3 van deze inventaris, 1813 juli 14, no. 5; juli 16, aantekening vóór de vergadering van die dag; oktober 27, no. 3. No. 35 van deze inventaris, proces-verbaal F 97. No. 3 van deze inventaris, 1813 november 8, no. 4.
  •  Bijlagen
    • Bijlagen. © © © C C C I . Concordans op de stukken voorkomende in de inventaris-Hingman van het oudarchief (uitgewerkt door drs. P. Scherft), welke zijn overgebracht naar de eerste afdeling van het nieuw-archief (periode SecStSïs Reigersman, 1810-1814). oecrexaris inventaris-Hing- f inventaris- f] inventaris-Hin?-Elan—SoVlPT'-F-h _ I'RfQl'ninmnr, ri.i. ~. man-Scherft 325 326 327 328 329 330 331 352 333 334 335 336 337 338 339 340 341 341.a 341 eb 341.b.a uit 341 eb o a (1 stuk met bijlagen) 341.b„c 341. c uit 341.c (2 stukken) Brekelmans 1 2 3 35 23 24 25 27 10 11 12 13 14 15 16 17 18 31 44 in 44 in 46 man-Scherft. 341 341 341 341 341 341, 341. .cd .c.3 .c.4. .c.5 ,c.6 c.7 c.8 in 44 42 in 36 in 69 43 in 72 in 73 341 1341 341 ,C.1ï ,c.12 c.15 341.c.44 ¦ 'uit 341cCo45 (1 stuk en 1 bijlage) 341.c.58 341.c.62 341 .d luit 341.d (5 stukken) 341.d.9 341 341 341 341, 341, e f f. .10 .11 1 uit 341.f.1 (verscheidene stukken) 341 of.7 341.f.9 341 .g 341.g.2 341.h uit 341.h .341cho8 341.h.9 341.h.10 341.h.11 341.bis.i.8 341cbis.i.12 341.bis.i.15 341.bis.i.18 inventaris-Br.ekelmans. 43 in 36 in 46 in 92 in 62 inventaris-Hingman-Scherft° 341.i 341.i.1 341.i.2 ¦ 341.i.3a 341.i.4 341.i.5 341.i.6 341.1.7 341. k 341.kc2 341.k.11 341.1 341.lc2 341.1.3 , 341.1.5 341 .m 341.m.1 341.n 341.n.8 . 341.31.9 341.o , 341.0.5 uit 341.o.5 341.p 341.p.1 341.p=2 341.pc3 341.p.4 341 .bis.cl. 11 341.q 341.q.3 341. r uit 341.r.3 (verscheidene stukken) 341. s 341.s.4 341. t 341.t.4 341 .u inventaris-Brekelmans 71 72 85 88 89 in 90 ; 94 68 49 | in 49 45 [ in 45 65 73 60 in 60 in 64 47 in 47 in 87 58 59 61 63 in 58 | in 72 j 69 ; in 69 i 48 ! in 48 ¦; 70 ] 98 | 50 ! in 50 ! ' 74 ¦¦ ! inventaris-Hangman-Scherft. 341.v I 341 .w ! uit 341 o-w l (2 stukken) ] 341.Wc! | 341 ow.2 !¦ 341 .Wc3 j uit 341.w.3 | (enkele stukj ken) 341.w.5 341 .y 341 .yd 341.y.2 341.y.3 341.y.4 I uit 341.y.4 341.y.5 341.y.18 341.bis.z.2 341.zz.2 341.bis.1 341.bis.2 34Ubis.3 uit 341,bis.4, uit 341.bis.4 (3 stukken) uit 341cbis.4 (enkele stukken) uit 341.biso4 (enkele stukken) . uit 341.bis.4 (enkele stukken) ¦uit 341.bis.4 341.bis.5 341.bis.6 341.bis.7' '| 341.bis.9 . J 341.bis.10 354.d.7 inventaris— Brekelmans. 55 51 81-82 76 77 56 in 57 in 56 67 78 79 80 83 84 ¦ . 75 in 72 in 37 in 79 57 [in 90 in 22 in 54 in 67 in 87 in 92 96 in 60 ?in 95 52 in 52 I, G; G i C e-G' O G © G c G C C C G c c c invent ari s-Hingman-Scherft. uit 354.d.57 (2 stukken) 4O6.pp„h.1 uit 413-ter 414.C.7 1787 ¦ 1787.ter.1 1787.ter.3 1787.ter.4 1787.ter.17 1999.0.10 2000.J : tussen 2000.5 en 2000.7 (verscheidene stukken) ' uit 2000.7 (3 stukken) uit 2000.7 2O9O.bis.19 2248.11 2249 2250 2251 2252 2276 2277 oorspronkelijk ongenummerd ¦ j inventaris Brekelmans in 37 in 87 ' in 43 in 36. in 43 in 38 in. 38 in 37 in. 43 in 43 in 95 5 6 7 8 29 30 37, 39-41 Indien het aantal stukken niet vermeld is, betreft de verwijzing slechts één stuk. G G V 1802^1810. ¦¦ 1 3 tuk. 13-1804 Dec. 4; -Dec. 31 —^ _ _ _„. =—Dec» 30* 2367: 1807 Jan. M4-Dec. 24; «?^68. 18 Cfi t£an. l"3-D<=><-> 2369. 1809 -^ ¦ ^°'-23E0. 1810 van We„ K2371. Minuut-J.H. Dirve ;estamelt van een X2372. Varia. Lg^ eeuw. es eerste deelen zijn zwaar beschadigd. ¦ enoemde notaris. 16 Oct. 1632. 1 stuk. ' . NB. Blijkbaar afkomstig u: omslag. notarieele archieven. ï-t-e-r A^VV\/1 I Vi. STUKKEN VAE 1 omslag. Ï3ST AARD, HOG;UADER TE 0KDER20EKBU,BïI VARIA. : ¦ . . . ¦ ' . ¦ van Breda. 1607. • n de stad en het 1 stuk. YJ "* a^-i' ... 1 stuk. . . • .. Afkomstig .uit eene portefeuille, nominat-im' ran de gemeente Breda overgenomen en ?n den ^ Inventaris van ïïingt^an beschreven sub no 2090 '•!¦ '"I ¦If NB. Afkomstig als voren. r o G-O e c c cc c c c II Concordans op de stukken voorkomende in de elkaar aanvullende inventarissen Ruygh (1926) en Smit (c. 1933) van het nieuw-archief, welke ziin overgebracht naar de eerste afdeling van het nieuw-archief (periode Secretaris Reigersman, 1810 - 1814). oude.inventarissen. A no. 1 A no e 2 A no.3 B no.1 C no. 1 I no.1 uit K no.1 (verscheidene stukken) uit £l nó'. 1 (11 stukken) uit M* no.1 N no.1 S no.1 uit V no.1 (vele stukken) uit 7 no»2 (3 stukken) Z1 no.1 Z1 no;U Z1 no.2 Z1 no.2A Z1 no.3 Z1 no.4 Z1 no.31 uit Z1 no.61 uit Z5 (6 stukken) inventaris-foude inventa-Brekelmans.. rissen» 19 20 21 26 4 28 in 52 in 43 9 in 46 in 71 in 54 93 'in 71 in 46 in 62 in 92 in 43 uit Z7 uit Z7 (19 stukken) uit Z8 (2 stukken) uit Z10 (2 stukken) uit Z10 (9 stukken) uit Z10 uit Z10 (10 stukken) uit Z16 Z20 no o 7 Z20 no.8 Z20 no.20A Z40 Z56 uit bijlagen rekening 1814 inventario-Brekelmans. in 71 in 72 in 43 32 in 43 97 in 43 in 50 33 34 ' in 43 in 96 in 46 in 73 Indien het aantal stukken niet vermeld is, betreft de verwinzine; slechts één stuk. ' Ill Concordats op stukken aangetroffen in' andere archieven in het Bredase archief depot, welke zijn overgebracht naar de eerste afdeling van het nieuw-archief (periode Secretaris Reigersman, 1810 - 1814). andere inventarissen. uit afd.III-16 uit afd.III-16 (2 stukken) uit afd.V 1 , no.289 inventaris— Brekelmans. in 10 in 71 in 62 Indien het aantal stukken niet vermeld is, betreft de verwijzing slechts één stuk. IV Tafel van andere stokken dan publicaties (inv.no. 27). Besluit van de Maire houdende herstel van een ambtenaar in zijn functie op het Centraal Bureau van het Octrooi, 1811 augustus 5. Besluit van de Maire houdende benoeming van A. Lenaers tot Aalmoezenier bij het Militaire Hospitaal, 1811 september 25. Besluit van de Maire houdende benoeming van F. B. Hollingerus Pijpers tot Conrector van de Latijnse School, 1811 november 11. Besluit van de Maire houdende goedkeuring voor W. A. J. de Fraiture om een zoutkeet op te richten, 1811 november 13. Besluit van de Maire houdende benoeming van F. J. de Ruyter als schipper op Rotterdam, (1811) december 9. C no.118a Besluit van de Maire houdende benoeming van H. Pistorius tot Bewaarder en van A. Biezemans en F. L. Zwagemakers tot Portiers-Conciërges der militaire gebouwen, 1812 mei 15. C no.118b Besluit van de Gemeenteraad inzake het hierboven genoemde, 1812 mei 15. C no. 119a Besluit van de Maire houdende "benoeming van P. Hennequin tot Stadsarchitect, 1812 juni 6. C no.119b Besluit van de Gemeenteraad inzake het hierboven genoemde, 1812 juni 6. C no.120 Besluit van de Gemeenteraad houdende goedkeuring van de administratieve rekening van de Maire en van de gewone rekening over 18-11, 1812 mei 15. •o o C no. 148 '..Besluit van de Gemeenteraad houdende goedkeuring van de keuze door de Maire der aanstaande echtelieden die de "dotation de la rosière" zullen ontvangen, 1812 november 18. C no.149 Besluit van de Gemeenteraad houdende goedkeuring van het hieronder genoemde besluit en verzoek aan de regering een terrein ten Noorden van de stad af te staan voor begraafplaats, 1812 mei 15• C no.149 Besluit van de .Maire houdende vaststelling van de geschiktheid van een terrein ten Noorden der stad voor begraafplaats, 1812 mei 15. C no.150 Besluit van de Maire houdende zijn advies op een verzoekschrift van de zeepfabrikanten Joostens en Stuyck fils inzake het tarief van het Octrooi voor oliën, 1812 december 22. Als bijlage een besluit van de Gemeenteraad houdende voorstel in deze, 1812 december 23-C no.151 Besluit van de'Maire houdende advies op verzoekschriften inzake 0: een recht van entrepot, 1812 december 22. Als bijlage een besluit van de Gemeenteraad houdende ondersteuning der verzoekw' schriften, 1812 december 23. ' v•¦ po , C no.158 Besluit van de Gemeenteraad houdende goedkeuring van het reglement op de Kraan, 1813 januari 21. v_td C no. 159 Notulen van een vergadering van de Gemeenteraad en besluit daarvan inzake het aanbieden van drie volledig uitgeruste cavaleristen aan Bonaparte, beide 1813 januari 21, als bijlagen van publicatie C no.159i°. ,•-¦ C no. 167 Akte van overeenkomst gesloten door de Maire voor onderhoud van v. tien paarden, 1813 februari 24. C no.168 Besluit van de Maire inzake de brood- en meelprijzen in verband (^ - met de invoering van het Metrieke Stelsel, 1813 februari 15. C no.169 Besluit van de Maire inzake het voorzien van maten en gewichten, f' volgens het Metrieke Stelsel, van openbare instellingen, 1813 februari 22. ^ C no.171 Besluit van de Maire inzake herstel en gebruik van de Kraan, M ' 1813 februari 22. C no. 191 Besluit van de Maire houdende advies op het "betalen van pensioen aan enige oud-geemployeerden, 1813 juni 15. Als bijlagen twee bijna gelijke staten houdende opgaven omtrent hen, 1812 mei 15 en 1813 juni 15. C no.193 Besluit van de Gemeenteraad houdende aandrang op rechtsvervolging van de pachter van het straa.tvu.il wegens achterstallige pacht, 1813 augustus 14. C no.194 Besluit van de Maire houdende hernieuwde last op de bakkers zich aan de vastgestelde zetting van brood en meel te houden, 1813^augustus 31. Als bijlage een gelijktijdige circulaire aan de bakkers. C no. 195 Missive van de Gemeenteraad aan Boriapart.es vrouw houdende trouwbetuiging aan hem, (1813 oktober 19). C' . ¦ ¦ ¦\T Tafel van publicaties van de Maire, alleen voorkomende in C~ de door Secretaris Reigersman als particulier samengestelde banden met publicaties (zie coll. Reigersman no. ). f Publicatie houdende opgave der openings- en sluitingsuren van de stadspoorten, 1813 januari 12. Publicatie houdende oproep zich vrijwillig als ruiter te melden inzake de door de gemeenten, aan Bonaparte aan te bieden volledig uitgeruste cavaleristen, 1813 januari 29-G c c c c c c c c c c c ¦ VI Tafel van andere stukken dan publicaties (inv.no. 28). C no.10a Proces-verbaal van de installatie van een nieuw stadsbestuur, 1813 december 20. C no.79 Besluit van de Burgemeester houdende herstel der positie van de Commissaris der Voerlieden, 1814 april 15. C no.80 Besluit van de Burgemeester houdende herstel'.der positie van' de Commissaris der Veer- en andere schepen, 1814 april 15. C no o87 Besluit van de Burgemeester houdende verbod om postwagens te voeren door de stad of te bespannen met andere paarden dan die welke staan onder de Commissaris van de Voerlieden of toebehoren aan gepatenteerde voerlieden alhier, 1814 mei 27. e- . ¦ ¦ ¦ . ¦ VII Tafel van andere stukken dan publicaties (inv.no. 29). D no.53 Instructie van de Prefect voor de Maires in het arrondissement Breda inzake de lichting van 1809, vastgesteld 1811 september 8, ontvangen september 21. ¦ D no.81 Besluit van de Sous-Préfet inzake de opsluiting van zekere Oester, 1812 februari 12. O c c c o c c c c c c VIII Tafel van andere stukken dan publicaties (inv.no. 30). 3 no»15 Besluit van de Souvereine Vorst houdende bepalingen op het plaatselijk inzamelen der giften voor de algemene wapening, 1813 december 11. D no.18 "Biddagbrief" uitgeschreven door de Souvereine Vorst ter afkondiging vanaf de preekstoelen, ontvangen 1814 januari 4. D no.19 Besluit van de Souvereine Vorst inzake paspoorten, 1813 december 12. D ad A 64 Besluit van de Arrondissementscommissaris inzake het beheer van het wagenpark ten dienste der troepen, 1814 januari 12. D no.26 Besluit van de Arrondissementscommissaris houdende benoeming van een provisioneel stadsbestuur, 1814 januari 28. IX Tafel van publicaties van anderen, alleen voorkomende in de door Secretaris Reigersman als particulier samengestelde banden met publicaties (zie coll. Reigersman no. ). r Publicatie van de Arrondissementscommissaris houdende oproep tot hulpverlening aan het Militaire Hospitaal, 1814 januari 13. Publicatie van Commissarissen-Generaal in het departement der Monden van de Rijn houdende mededeling van de afstand van Bonaparte en de directe gevolgen daarvan, 1814 april 12. -^ Publicatie van de Directeur van de werving van manschappen (;--; houdende mededeling van het adres waar men inzake dienstneming informatie kan bekomen, 1814 april 14. e c c c X Tafel van andere stukken dan akten (inv.no. 31). E no.18 Appointement op een request van de Rooms-Katholieke Aalmoesenie Armen om subsidie en toestemming voor verkoop van obligaties, 1810 november 24. E no.26 Besluit van de Maire houdende instelling van een voorlopige commissie van beheer over het Militaire Hospitaal, 1810 december 1 . E no.35 Appointement op een request van L. Hustinx om voortzetting van een aan hem verleende toelage, 1810 december 13-. E no.60 Appointement op een request van P. van Gooi om toegelaten te •worden in het Mannen Gasthuis, 1810 december 31. G c c E no E no .58 .77 XI Tafel van andere stukken dan akten (inv.no. 52). Besluit van de Burgemeester houdende verbod aan notarissen en anderen om "bekendmakingen te doen zonder zijn voorkennis, 1814 augustus 29-Besluit van de Burgemeester houdende last op de Agent voor de Kazernering om vrijgekomen bedden door andere troepen te laten bezetten ter verlichting van de burgerij, 1814 oktober O (l C (:¦ y''" c c
  • Hele toegang